Jus
Jus

Jus

“Bid voor ons zondaars, nu en in het uur, amen.” Ze struikelde over de woorden die ze iedere dag een beetje meer afraffelde. Het weesgegroet had voor haar geen betekenis meer maar was een automatisme voor iedere maaltijd. Hetzelfde gold voor het Onze Vader, iedere avond voor het slapen gaan.
Haar vader keek haar fronsend aan. “Volgende keer alle woorden, anders geen jus.” Zijn stem hoefde niet bars te zijn want zijn woorden waren het al. Ze leek op hem, zei iedereen. Dezelfde afgemeten rust. Zelf wist ze niet wat dat inhield. En of ze op haar vader leek. Veel gedachten had ze er ook niet over. Haar gedachten begonnen vaak maar vervaagden even snel. Zonder jus was haar avondeten niet weg te krijgen. De aardappelen waren zelfs met een plens kruidenjus moeilijk door te slikken. Ongeduldig schoof ze haar bord van zich af. “Mag ik gaan?” Haar vader keek naar het nauwelijks aangeraakte bord met eten. “Ga. Hoop dat ze je er manieren bij brengen.”

Buiten adem kwam ze aan. Iemand schreeuwde haar naam en ze voelde een pijnscheut door haar hoofd gaan. Even stond ze stil naast haar fiets. Er was weer een gedachte die ze niet te pakken kreeg. Toen rende ze naar binnen. Naar de groep leeftijdsgenoten die zij niet als vrienden zag. Maar waar moest ze anders naar toe? Haar vader had haar verteld dat je aansluiten bij een vereniging een makkelijke manier van vrienden maken was. Ze wist niet eens of ze wel vrienden wilde maken. Thuiszitten bij vader was echter ook geen optie. Dus deed ze wat vader wilde. Eenmaal per week ging ze naar de jeugdavond en deed haar best plezier te hebben. Ze gaf zich op voor alle activiteiten waarvoor ze gevraagd werd. Daardoor was haar week gevuld met de kreten van plezier van de anderen en haar glimlach die vastgeplakt zat op haar gezicht.

“We moeten wat doen.” het eerste wat ze hoorde toen ze het clubhuis binnenstapte was de ferme stem van Pim. De hele jeugdclub zat met ingespannen gezichten te luisteren naar het nieuws. Dat was niet wat er normaal gebeurde. Op alle andere avonden dat zij een voet over de drempel zette kwam ze binnen op de klanken van Dean Martin. Ze neuriede “Louise” om haar hoofd rustig te krijgen. Wat moest ze doen nu alles anders was?

De vloer lag bezaaid met modder, er was duidelijk nog niet geveegd vandaag. Net voordat ze naar de bezem kon lopen werd ze tegengehouden. “Heb je het gehoord?”
“Natuurlijk heeft ze het niet gehoord” De beschuldiging kwam uit de verste hoek van de ruimte. Ze boog haar hoofd. Opgewonden stemmen overstemden de radio. De hele maandag had bij Pim de radio aangestaan om zoveel mogelijk details mee te krijgen van het verschrikkelijke nieuws. Zoveel water, Pim kom zich er geen voorstelling van maken. Hij had de zee nog nooit gezien. Wel wist hij dat wat er in de nacht van zaterdag op zondag gebeurt was ernstig was.

Zij wist van niets. Ze hadden wel gelijk hoor, ze wist nooit iets. Haar vader wilde geen radio in huis. Als er iets ergs was zou de radio je niet helpen. Als je op iets of iemand anders leerde vertrouwen zou je jezelf in geval van nood nooit weten te redden. Dat er iets ergs was gebeurd zag ze eerder aan de lichaamstaal van haar clubgenoten dan dat ze het op de radio hoorde. “We moeten de handen in een slaan. Helpen waar we kunnen. Alle beetjes helpen. “Dat vind jij toch ook?” Pim richtte zich tot haar. “Ja” ze knikte met haar hoofd. Ja, dat vond zij ook. “Mooi” zei Pim “dan zorg jij dat het ingezamelde geld beheerd wordt.” Ze voelde hoe haar hoofd bleef knikken. “Maakt ze dan ook een tussenstand?” Ze zag niet aan wie de stem vast zat maar richtte zich in de richting van het geluid terwijl ze bleef knikken.

Een tussenstand maken. En het geld beheren. Dat zouden haar taken zijn waarmee ze een steentje bijdroeg om de ellende van anderen te verzachten. Toen ze het de volgende ochtend aan haar vader vertelde zei hij dat het goed was dat ze iets deed. Zeeland was ver weg maar het water had grote schade aangericht en veel mensen waren verdronken. Of waren hun huis kwijt.
Dus daar was het die avond over gegaan. Bij de gedachte aan al die mensen die ontheemd waren kreeg ze een brok in haar keel. Haar ontbijt liet ze verder onaangeroerd.

Ze was blij dat ze iets aan het doen was voor de mensen in Zeeland. Meerdere keren op een avond kwamen er mensen aan de deur met geld. “Wat is de tussenstand?” Ze noemde altijd de laatste stand min een beetje. Voor het geval ze zich verrekend had. De mensen reageerden verheugd “Zoveel al!”

~